De zoveelste comeback van het hoofddoekverbod

De discussie over de hoofddoek op school en bij de overheid is terug van nooit weggeweest, getuige het idee van Conner Rousseau om de hoofddoek op school te verbieden voor al wie jonger is dan 16 jaar (De Standaard, 30 mei).

Met wat goede wil zou men kunnen zeggen dat hij blijk geeft van, euhm … eerlijkheid. Hij had zich ook, zoals zovelen, kunnen verschuilen achter de formulering van een verbod op uiterlijke levensbeschouwelijke en religieuze tekens. Dat houdt de schijn op van gelijke behandeling in naam van de neutraliteit van de overheid en staat momenteel het meest in de politieke actualiteit (zie de uitspraak van het Grondwettelijk Hof op 4 juni over de optie van een verbod in het hoger onderwijs van de Franstalige gemeenschap, zie het Vlaams regeerakkoord). Rousseau stelt duidelijk dat het enkel over de hoofddoek gaat, en niet over het keppeltje, het kruisje of de dastar. In lijn daarmee motiveert hij zo’n verbod vanuit zijn bezorgdheid over groepsdruk en schuift hij dat andere grote argument, de ‘neutraliteit van de overheid’, even opzij.

Het heeft het voordeel van de duidelijkheid: wie bescherming tegen groepsdruk als argument neemt, maakt duidelijk dat men het alleen op moslima’s en de hoofddoek heeft gemunt. Maar daarmee is volgens Furia alles wel gezegd. Net als ‘neutraliteit’ is die bescherming een non-argument, dat ingaat tegen de waarden die het zegt te verdedigen.

Het begint al met de manier waarop Conner Rousseau de kwestie van bescherming vertaalt in de boutade “als je alcohol kunt verbieden tot 16 jaar, waarom dan niet de hoofddoek?” Het dragen van een hoofddoek is evenwel een religieuze praktijk en valt dus onder de godsdienstvrijheid, wat een basis mensenrecht is. Het is meer dan onbehoorlijk om dat op één lijn te stellen met alcoholgebruik.

Conner Rousseau zegt verder te worstelen met “het vrijheidsdilemma van beschermening tegen religieuze groepsdruk versus de keuze om te dragen wat je wilt”. Maar hij toont vooral dat een hippe jonge partijvoorzitter niet steeds gespeend is van patriarchale vooroordelen.

In plaats van zich een bondgenoot te tonen in de strijd tegen seksisme en racisme, viseert hij één specifieke groep jonge meisjes, onder voorwendsel van hun nood aan bescherming tegen sociale en religieuze druk. Worstelt hij ook met een vrijheidsdilemma wanneer (zeg maar) koppels voor de kerk trouwen of hun kind laten vormen (of een lentefeest geven) om de lieve vrede met de (groot)ouders te bewaren, of omdat het in hun omgeving nu eenmaal gangbaar is? Vast niet. Wordt er dan “Groepsdruk!” geroepen en gezwaaid met verboden? Ook niet.

Tot slot vragen we ons af hoe Rousseau zijn plan verzoent met het principe van de ‘neutraliteit van de overheid’. Zelf mag hij dat dan even parkeren, maar dat maakt het niet minder belangrijk – het staat niet voor niets in de Grondwet. Het principe waarborgt immers dat alle burgers gelijk kunnen genieten van de grondwettelijke rechten en vrijheden. In discussies over het dragen van levensbeschouwelijke tekens is er een spanningsveld over de precieze invulling ervan, meer bepaald over of en hoe de overheid haar neutrale houding ‘zichtbaar’ moet maken. Maar iedereen is het erover eens dat een aparte repressieve behandeling van één bepaalde groep in flagrante tegenspraak is met dat neutraliteitsprincipe.

Als Furia blijven wij vanuit onze feministische principes van vrijheid, gelijkheid en solidariteit het recht van moslima’s verdedigen om een hoofddoek te dragen in alle omstandigheden. Dilemmavrij.

Een overheid die het ernstig meent met neutraliteit, voert geen hoofddoekverbod in: ze houdt zich aan haar opdracht om de fundamentele rechten te bewaken van een grote diversiteit van burgers zonder daarbij favoritisme te tonen. Neutraliteit van de overheid is voor ons altijd inclusief.

Een overheid die de keuzevrijheid en emancipatie van meisjes en vrouwen hoog in het vaandel draagt, voert geen hoofddoekverbod in: zo’n verbod gaat manifest in tegen die keuzevrijheid en beperkt vrouwen en meisjes ernstig in hun toegang tot onderwijs en werk.

Een overheid die de strijd tegen discriminatie, racisme en seksisme ernstig neemt, voert geen hoofddoekverbod in: ze beseft dat zo’n verbod de vijandigheid tegen de islam alleen zal doen toenemen en zwaar zal wegen op het dagelijkse leven van moslims, en al helemaal van moslima’s.

Ida Dequeecker en Els Flour zijn actief bij Furia vzw.

Dit opiniestuk verscheen op 15/06/2020 in DeWereldMorgen

Privacy Policy