Op 15 maart 2022 verscheen in De Standaard een column van professor Ignaas Devisch, hoogleraar medische filosofie UGent en ceo van Itinera. Furialid en advocate op rust Liliane Versluys zet in onderstaande opinie de puntjes op de i.
Beste Ignaas Devisch,
In uw column probeert u nuancering op te zoeken, maar op één punt vergist u zich werkelijk. U schrijft (DS 15 maart 2022, onder de titel “Veralgemening van het slachtofferschap”) het volgende: “Slachtoffers verdienen een centrale plaats in het geheel (van de gerechtelijke procedure én van het publieke debat bedoelt u, vermoed ik), maar de vraag is of ze de enige parameter moeten vormen bij het bepalen van de strafmaat”.
U maakt zich nodeloos ongerust: slachtoffers zijn wettelijk gezien GEEN parameter bij het bepalen van de straf die de rechtbank oplegt aan de plegers van misdrijven. Ze kunnen dus onmogelijk de enige parameter zijn. De rechtbank legt een straf op die zelfs niets met het slachtoffer te maken heeft. De straf dient ervoor de dader tot inkeer te brengen en de maatschappij te beschermen.
Slachtoffers hebben maar een beperkte stem in de strafzaak tegen de pleger, zij moeten hun pleidooien beperken tot concrete bewijzen van de schade die zij door het gepleegde misdrijf leden. Ik betreur het dat het u stoort dat er - eindelijk - aandacht komt, minstens in het publieke debat, voor de slachtoffers van (intrafamiliaal-, partner-) geweld en van seksuele misdrijven. Van u, als hoogleraar ethiek en auteur van het sympathieke boek ”Rusteloosheid - Pleidooi voor een mateloos leven” had ik meer empathie met de slachtoffers verwacht.
Het slachtoffer legt klacht neer om de dader bestraft te zien, dat is waar, maar na die klacht wordt het slachtoffer als het ware onteigend van dat stuk van haar/zijn leven : er wordt haar/hem niet meegedeeld welk gevolg de klacht krijgt, binnen welke termijn er duidelijkheid komt over een klassering zonder gevolg of niet. Eens de dader bestraft is weet het slachtoffer niet waar hij is, wanneer hij vrijkomt, waar hij na vrijlating naartoe is. De positie van het slachtoffer in het Belgisch strafrecht is allesbehalve benijdenswaardig. En dan hebben we het nog niet gehad over de kalvarie die het slachtoffer wacht om van de veroordeelde dader de schadevergoeding die de rechtbank na lange debatten en expertises toekent, betaald te krijgen.
Ik volg u dus niet waar u de verontwaardiging op sociale media onterecht vindt, en zo ook miskent dat daar oprechte solidariteit met het slachtoffer speelt. Dat is namelijk het vuur voor een sociale strijd. U lijkt dat in de hoek te plaatsen waar men “zich in de plaats stelt van de aanklager”, met een paar kliks “morele zelfgratificatie" tapt en men zichzelf op de borst klopt om zich als een betere mens te presenteren. Dat zal wel bij een deel van de mensen zo zijn, maar kun je dat veralgemenen?