30 jaar abortuswet – De vergeten rol van feministen

Deze opinie verscheen op 6/4/2020 in DeWereldMorgen

Nu iedereen verplicht binnen zit in deze tijden van corona, gescheiden van elkaar, is het goed om te herinneren aan de kracht van mobilisering. Op 3 april 2020 is het dertig jaar geleden dat abortus in België onder bepaalde omstandigheden niet meer strafbaar werd. Of die gedeeltelijke legalisering van abortus er ook gekomen zou zijn zonder de strijd van de feministische en vrouwenbeweging is uiteraard moeilijk te zeggen. De samenleving was er al lang klaar voor: van vrouwen tot dokters en verpleegkundigen; van rechters en procureurs tot hulpverleners; van abortusbeweging tot publieke opinie. Ook de politieke verhoudingen waren er eindelijk rijp voor, ondanks de grote tegenkanting van koning Boudewijn. Om de wet toch maar niet te moeten ondertekenen, werd hij even koning af maar ondertussen wierp deze hele historie wel een schaduw over de aanzienlijke rol die de feministische beweging speelde in het abortusverhaal.

De vrouw beslist

Zonder énige twijfel te danken aan de feministische strijd is het centrale principe van de wet van 1990: DE VROUW BESLIST. Op “abortus vrij” of “abortus uit het strafrecht” na, was dat principe het beste dat de feministische beweging toen uit de brand sleepte en er is dan ook hard voor geknokt. Lucienne Herman-Michielsens, mede-indienster van het wetsvoorstel, stond open voor de argumenten van de feministische beweging. Deze moest haar eerdere wetsvoorstel uit 1977 niet, dat abortus enkel zou toelaten als de – weliswaar multidimensionaal opgevatte – gezondheid van de vrouw in gevaar was. Het wetsvoorstel van Leona Detiège uit 1978 voor abortus uit het strafrecht sloot beter aan bij de wensen uit de beweging, maar was kansloos.

Op uitnodiging van de feministische abortusbeweging ging Herman-Michielsen op bezoek in het abortuscentrum in Gent, dat toen nog steeds illegaal was. De gang van zaken daar overtuigde haar; in 1985 stond ze mee aan de wieg van het wetsvoorstel Lallemand-Michielsen. Daarin is nog sprake van ‘noodsituatie’, maar zonder verdere precisering en wordt de beslissing bij de vrouw gelegd. Letterlijk: “Er is evenwel geen misdrijf wanneer de zwangere vrouw die door haar toestand in een noodsituatie verkeert, een geneesheer verzoekt haar zwangerschap af te breken”. Hoewel nog in vele opzichten vatbaar voor kritiek, kreeg het voorstel de steun van de brede abortusbeweging en werd het vijf jaar later, na aanslepende heftige politieke debatten, wet. Geen van de voorgaande gesneuvelde wetsvoorstellen was zo vergaand. Voor haar inzet kreeg Herman-Michielsens op de nationale vrouwendag van 1990 een hartverwarmende spontane staande ovatie. Een collectief aangrijpend moment.

Dolle Mina’s  

Het was een bevreemdende paradox. Bij een illegale abortus beslissen vrouwen zelf of ze hun zwangerschap afbreken, zelfs op gevaar voor hun leven. Waarom zouden ze voor een legale abortus dan afstand moeten doen van die zelfbeschikking? Nieuwe autonome vrouwengroepen, zoals Dolle Mina, pikten dit niet. In 1970 eiste Dolle Mina de onmiddellijke legalisering van abortus (dat werd snel “abortus uit het strafrecht”) en “de vrouw beslist”. Zo schreef ze in 1971 dat “het mensonterend is de beslissing aan één of meerdere dokters over te laten, alsof de vrouw een onmondig wezen zou zijn”. Hiermee ging Dolle Mina tegen de stroom in, ook bij vele voorstanders van een legalisering van abortus. De feministische beweging is nadien op die nagel blijven kloppen, mét succes.

Ondertussen is de wet uit 1990 vervangen: in november 2018 trad een nieuwe wet in werking waarin abortus niet langer beschouwd werd als “een misdrijf tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid” en het zo dus uit het strafrecht gehaald werd. Vrouwen moeten nu ook niet meer aangeven dat ze zich in een noodsituatie bevinden om een abortus te laten uitvoeren.

De abortuswet van 1990 is het uiteindelijke resultaat van 20 jaar van activisme, burgerlijke ongehoorzaamheid en onderlinge hulpverlening. Twintig jaar ook van informatie verspreiden over methodes en adressen, van het oprichten van clandestiene abortuscentra, van weerstand bieden aan gerechtelijke vervolgingen en van lobbying. Zoals gezegd hadden de feministische en vrouwenbeweging vele medestanders – ook politieke – maar was het moeilijk om hen het principe van “de vrouw beslist” of “baas in eigen buik” te doen aanvaarden.

Voorwerp van strijd

En de discussie over abortus loopt ook vandaag nog. Zo is de wetswijziging van 2018 eerder symbolisch omdat abortus buiten het wettelijk bepaalde kader nog steeds strafbaar blijft (lees: boetes en gevangenisstraffen). Aan bestraffing en termijn verandert zeer weinig. Alle specifieke strafmaatregelen zouden dan ook moeten verdwijnen. Ook wordt er oeverloos gediscussieerd over een eventuele optrekking van de wettelijke termijn van 12 weken. Furia schaart zich achter een versoepeling van de termijn maar blijft vooral hameren op de taboesfeer die nog steeds rond abortus hangt en op de noodzaak van het erkennen van de specifieke contexten waarin vrouwen zich bevinden als ze een abortus willen laten uitvoeren. Bij die debatten over eventuele termijnverlenging worden die specifieke contexten (en bijgevolg de zelfbeschikking) nog te vaak over het hoofd gezien.  

Feministische strijd blijft in het abortusdebat dan ook onontbeerlijk. Opdat een volledige decriminalisering van abortus een mooie kaars op de verjaardagstaart mag worden en geen fopkaars zoals de huidige symbolische wetgeving nu voorstelt.

Emma Haché en Meryem Kanmaz

Furia

Privacy Policy